Installatieproeven

Op alle nieuw geïnstalleerde melkmeetapparatuur wordt een installatieproef uitgevoerd. Wat is nu eigenlijk een installatieproef? Dit is een test op het melkveebedrijf waarbij gecontroleerd wordt of de melkmeters op de juiste wijze zijn geïnstalleerd en afgesteld door de melkmachinedealer. Afstelling is nodig om de meter aan te passen aan de specifieke bedrijfsomstandigheden. Hiertoe worden een melktest en een controle op de gehaltebepaling uitgevoerd. Dit alles conform internationale afspraken (ICAR).

Tabel - Resultaten bij installatieproeven op melkmeetapparatuur door KOM

Jaar

Aantal meters

Bijstellingen (aantal en %)1)

Afw. in gehalte (aantal en %)2)

2003

5247

418

8,0 %

213

4,1 %

2004

5687

619

10,9 %

342

6,0 %

2005

6298

663

10,5%

175

2,8%

2006

5691

873

15,3 %

290

5,1 %

1) Gedurende de installatieproef of in een tweede bezoek diende de meter bijgesteld te worden. 
2) Er waren afwijkende gehalten tijdens de installatieproef. Een tweede bezoek was noodzakelijk.




In de bovenstaande tabel worden de resultaten weergegeven van de uitgevoerde installatieproeven. Het aantal bijstellingen voor kilogrammen is flink toegenomen van 10,5% in 2005 tot 15,3% in 2006. Hierbij dient opgemerkt dat er grote verschillen zijn tussen de verschillende dealers. Het is dus belangrijk voldoende aandacht te besteden aan de montage en voorbereidende afstelling. Ook ten aanzien van de gehaltebepaling zijn de resultaten verslechterd. Na een jaar van verbetering (2,8 % afwijkingen) zijn de resultaten verslechtert tot 5,1%. Veel van de problemen komen naar voren bij speciale melkstallen met een kelder of een kabinet. Ook is het belangrijk goede werkinstructies te verstrekken bij de monsterapparatuur. Een strikte werkwijze is voor een goede monstername erg belangrijk.

De belangrijkste oorzaken van afwijkingen zijn:
1.  Onvoldoende inregelen door melkmachinedealer (afstelling/ophanging/algehele montage) 
2. Onjuist installeren bij specifieke melkstallen (bijv. melkmeters in de kelder in combinatie met monstername in de melkput; melkmeters achter een kabinet)
3. Materiaalverschillen en/of onderdelenseries die verschillen t.o.v. de oorspronkelijke serie

Hoe groot zijn de afwijkingen nu. De ICAR norm voor melkgiften is een bedrijfsgemiddelde van < 0,2 kg of < 2% bij 10 kg of meer en een bedrijfsstandaardafwijking van < 2,5%.  Ruim 70% van de individuele meters voldoet hier direct aan. 94,4% van de meters gaf een afwijking van maximaal 4%, dit betekent dat 5,6% een afwijking had die groter was. Voor gehalten geldt een ICAR norm voor een bedrijfsgemiddelde van 0,050 en een bedrijfsstandaardafwijking van 0,100. Op melkmeterniveau mag deze afwijking 0,1% zijn. 86,3% van de waarnemingen voldoet hieraan. Echter 3,4% heeft een afwijking die tweemaal zo groot is. Veel waarnemingen voldoen aan de norm of zijn er net boven, maar het aantal waarnemingen met een afwijking van tweemaal de norm is toch substantieel en verdient zeker aandacht. Bovenstaande afwijking hebben er toe geleid dat in 7,3% van de bezoeken een tweede installatieproef (hertest) uitgevoerd is. 

Om het traject tot een goedkeuring in te zetten verlangen wij een aanmeldingsformulier. Dit dient vooraf ontvangen te worden, zodat in overleg met de melkcontrole verenigingen, dealer en KOM een juiste planning en afhandeling kan plaatsvinden. Op deze wijze kunnen aaneengesloten erkende lijsten beschikbaar blijven.

Informatie over aanschaf
Laat u vooraf goed informeren over de aanschaf van nieuwe melkmeetapparatuur. Als melkmeetapparatuur gebruikt gaat worden bij MPR is een bedrijfsgoedkeuring van KOM nodig. Ook dienen de melkmeters periodiek onderhouden en gecontroleerd te worden. Maak hiervoor zo mogelijk bij aankoop goede afspraken over.